Home | Wegwijzer | Verhalen | Geert Jan Leuning

m.s. Nedlloyd Kobe, 1978

 

Ik had mijn "marching orders" weer gekregen, dus half februari moesten mijn vrouw en ik, samen met een derde stuurman, naar Lima vliegen via Parijs. Dus op Schiphol stapten we in het vliegtuig naar Parijs en vandaar met de Avianca naar Lima. Het was daar zomer, dus we hadden ons luchtig gekleed. In Parijs begon te ellende. Het toestel van de Avianca was 24 uur vertraagd, dus we werden zonder bagage in een hotel geplempt. Geen toiletspullen of wat dan ook. En in ons zomer kloffie terwijl in Parijs sneeuw lag. Kleumend zijn we nog wel even rondgelopen, maar dat duurde niet lang. Maar de volgende dag gingen we dus door naar Lima via Bogota. En dan zijn we eindelijk in Lima en daar begint de volgende ellende. Inklaren! De agent stond er met de inklaringsbrieven. De official bekeek ze. En gaf ze terug aan de agent. De datum klopte niet. We waren tenslotte een dag te laat, nietwaar? Dus er werden nieuwe brieven gemaakt en daar was de agent weer. Nu bleek het vluchtnummer niet meer te kloppen dus dat moest ook weer veranderd worden. Toen de agent weer terug was met de nieuwe brieven bleek dat mijn vrouw er met haar meisjesnaam in moest staan en dat stond ze niet. Dus weer moest dat veranderd worden. Vliegen is niet bepaald een hobby van me en ik doe in een vliegtuig nooit een oog dicht. Mijn vrouw is maar een kleintje, die gaat ergens zitten, doet haar ogen dicht en is de hele reis onder zeil. Ergerlijk! Die kon dus om dat hele gedoe wel lachen want die was uitgerust. De derde stuurman en ik waren dwars af en konden er de lol op dat moment niet van inzien. Maar uiteindelijk mochten we het land toch in. En we werden naar Callao gebracht om daar aan boord te stappen. We hadden deze reis weer overleefd!

Omdat we 's avonds pas op het schip waren aangekomen hadden we nog niet met iedereen kennis gemaakt, maar aangezien mijn voorganger ook wel graag naar huis wilde was ik de volgende morgen al vroeg met hem onderweg in verband met de overdracht en de werkzaamheden die gepland waren. Mijn vrouw was in de hut bezig de koffers uit te pakken en de boel op te ruimen. Er werd op de deur geklopt. De kapitein. Die zei: Mevrouw, welkom aan boord. Ik wil er even bijzeggen dat ik een enorme hekel heb aan meevarende echtgenotes. Mijn vrouw zal wel zoiets geantwoord hebben als: Och, kapitein, het went vanzelf, of iets in die strekking. De kapitein was een beetje een eigenaardige. Volgens overleveringen was het vroeger wein weiber und gesang, maar hij had een open hart operatie in India ondergaan en daarna was hij de andere kant op doorgeslagen. Hij dronk niet meer, at geen vlees meer, van 08.00 tot 10.00 was hij aan touwtje springen, van 10.00 tot 11-00 stond hij op zijn kop en van 11.00 tot 12.00 zat hij op zijn race fiets die op blokken stond in zijn hut. En omdat daar verder ook niet veel aan was had hij een boekenstander op zijn stuur gemonteerd, zodat hij tijdens het fietsen tenminste kon lezen. Hij was van goede huize, maar hij wilde gaan varen en daar was zijn familie tegen, dus toen hij zijn gymnasium beta had gehaald is hij van huis weggelopen en is gaan varen als matroos. Met het verdiende geld is hij naar de zeevaartschool gegaan om zijn derde rang te halen en zo is hij opgeklommen. Als hij iets te zeggen had kreeg je het recht voor je raap zoals het op dat moment in zijn hoofd opgekomen was. Dat kwam soms bikkelhard aan, maar je kon even bot wat terug zeggen en dat accepteerde hij ook. Je wist precies waar je aan toe was. Het was een vreemde vogel, maar een zeeman in hart en nieren en hij kon lezen en schrijven met het schip.

Er was nog een vrouw aan boord, namelijk de vrouw van de derde wtk. Die durfde niet alleen de wal op en daar heeft mijn vrouw geen last van, dus ze nam haar mee de wal op. Dat duurde echter niet lang. Haar man had haar namelijk verteld dat ze aan boord was voor hem, dus ze moest met pikheet en de maaltijden aan boord zijn. Daar had mijn vrouw niet zoveel zin in, maar zij moest terug en aangezien ze niet alleen durfde moest mijn vrouw ook wel mee. Dat probeerde ze wel te voorkomen, maar dan kwamen de tranen bij het andere vrouwtje, dus werd ze weer terug gebracht naar het schip. Het gevolg daarvan was dat mijn vrouw haar niet meer meenam, want die is gewend om de wal op te gaan zonder restricties. Als ze maar voor vertrek weer terug is. We vertrokken weer uit Callao en gingen naar Huacho. Daar kan ik me helemaal niets van herinneren. We hebben er foto's van, maar dat zegt me niets. Mijn vrouw gaat de wal op waar ze de kans krijgt en ze fotografeert ook, dus het kan maar zo dat zij er wel is geweest en ik niet. We worden tenslotte verondersteld ook wat werk te verrichten. De hwtk hield er ook wel van om overal rond te kijken, dus die ging wel graag met mijn vouw mee, aangezien ze ook een aardig mondje Spaans sprak. Dus huurden ze vaak een taxi en maakten uitstapjes, o.a. naar Barranca, naar de Inca vesting Portaleza in Paramonga, naar een huis waar Simon Bolivar had gewoond en op zoek naar Inca resten in Aspero, maar daar was niets te zien. Ach, zij vermaakten zich wel. We hadden een ietwat zwakke eerste stuurman aan boord die ook de gewoonte had om, als het aan dek een beetje moeilijk werd, maar de wal op te gaan en de oplossing van de problemen mar over te laten aan de tweede en derde stuurman. Het schip had een verstelbare schroef en onze kapitein kon er mee lezen en schrijven. Bij vertrek uit een haven zei hij altijd tegen de eerste stuurman: Ga eerst maar even eten, want vertrek deed hij liever zelf. En dan zoefden we de haven uit, want onze kapitein hield niet zo van dat benauwde.

En zo voeren we langs de west kust van Zuid Amerika langzaam zuidwaarts naar Arica en daarna naar Iquique. Daar was een mooi strand en daar gingen enkelen van het schip naar toe. Er stond daar echter een verraderlijke stroming. Onze vierde wtk werd daardoor gegrepen en werd een paar maal over de kop geslingerd maar wist weer min of meer naar de kant te komen om daar tot de conclusie te komen dat hij zijn zwembroek kwijt was en dus poedelnaakt in het water stond. En aangezien er vrouwen op het strand waren durfde hij het water niet meer uit. Men vroeg zich wel af waarom hij zo lang in het water bleef. Uiteindelijk zal iemand hem wel een handdoek gebracht hebben want hij kwam uiteindelijk wel weer terug op het schip. Daarna was Valparaiso aan de beurt. Onze kapitein had de Nederlandse consul aldaar uitgenodigd aan boord. Die kwam met zijn vrouw, de vrouw van de radio officier, die daar ook woonde, kwam ook dus het was een drukke tafel. De consul zat aan de rechterkant van mijn vrouw en had haar een hoop te vertellen, maar daarbij hield hij steeds de rechter arm van mijn vrouw vast en dan wordt het lastig eten als je rechts bent. Mijn vrouw heeft die middag niet veel eten binnen gekregen. Daarna was het de bedoeling dat we daarna naar het huis van de consul zouden verkassen en daar zou dan gemusiceerd worden. Mijn vrouw heeft daar heel vriendelijk voor bedankt omdat ik die middag juist een vrije middag had en we samen de wal op zouden gaan. De consul vond dat wel heel jammer en uiteindelijk was de kapitein de enige die mee ging.

Na Huacho voeren we naar Matarani. 113 km daar vandaag ligt Arequipa, een oude stad met een historische binnenstad. Daar wilde de kapitein gaan kijken en liefhebbers konden ook mee, maar vrouwen wilde hij niet mee hebben want die kwamen altijd te laat en begonnen bij het minste of geringste te janken. (zijn woorden) De hwtk ging ook mij en mijn vrouw dacht: Geen vrouwen mee? Dat zullen we nog wel eens zien! Dus de volgende dag stond ze voor dag en dauw op, maakte in de kombuis een stel boterhammen en toen de taxi er was, was zij de eerste die er in zat. Ze dacht waarschijnlijk: Laat de kapitein maar eens proberen om me er uit te krijgen! De kapitein was er niet blij mee, maar hij kon verder weinig doen. Dus ze reden naar Arequipa, een hele reis en sommige wegen waren onverhard. Daar aangekomen kwam de hwtk in tweestrijd. Moest hij nu met de kapitein meegaan of met mijn vrouw? Hij koos uiteindelijk voor mijn vrouw, die het helemaal niet erg gevonden zou hebben als hij met de kapitein was meegegaan, maar dat liep dus anders. De afspraak was dat men om 15.00 weer op het plein samen zouden komen waar ze ook door de taxi waren afgezet. In de oude stad kwamen ze elkaar nog wel tegen en bleek de kapitein een gids ingehuurd te hebben, maar met het Spaans van mijn vrouw konden de hwtk en zij de weg ook wel vinden. Ze hebben de oude stad goed kunnen bekijken en om 15.00 stonden ze weer op het plein. En wie was er niet? Juist, de kapitein die nog zo gezegd had dat vrouwen altijd te laat waren. Toen de kapitein haastig kwam aangelopen heeft mijn vrouw wel even zeer demonstratief op haar horloge gekeken, maar niets gezegd. De kapitein zag het natuurlijk wel en moest dus wel even door het stof en zijn verontschuldigingen aanbieden, wat hij ook zonder mopperen deed. Aan tafel zaten ze ook vaak verbaal te vechten. Als de kapitein iets zei waar mijn vrouw het niet mee eens was kreeg hij dat gelijk te horen met tegen argumenten. In het begin was dat wel eens ongemakkelijk, maar gaandeweg werden discussies minder heftig en met meer respect van beide kanten. Ze waren aan elkaar gewaagd. Daardoor werd de toon ook een stuk gemoedelijker en paste de kapitein iets beter op zijn woorden en de manier waarop hij iets zei.

Op de oversteek van Valparaiso naar Manilla hadden de 3e en 4e stuurman kennelijk wat minder werk, omdat de beide leerlingen hun wachten liepen. Ik heb het al vaker gezegd, maar mijn vrouw is niet één van de grootsten en de stoelen in de messroom waren iets aan de hoge kant. Niet dat wij daar iets van merkten, maar de 3e en 4e stuurman dus wel. Als mijn vrouw aan tafel zat kwamen haar voeten net vrij van het dek en aangezien ze moeilijk stil kan zitten beweegt er altijd wel wat, in dit geval haar voeten en benen. Ze weet zelf niet dat ze het doet en nu, zo'n 44 jaar later, doet ze dat nog steeds. Dus tijdens het eten zwaaien haar benen wat heen en weer en daar hadden beide stuurlui het zicht op. Dus ze besloten er wat aan te doen. en ze fabriceerden dit voetenbankje. Het werd in de bar met gepaste ceremonie aangeboden en op gepaste wijze in ontvangst genomen. Maar het heeft niet geholpen!

Voetenbankje

Toen ik mijn eerste zeewacht liep op dit schip, zag ik, dat er een soort patrijspoorten zaten in de spoellucht deuren met een schrapertje aan de binnenkant om de spoellucht shit weg te schrapen zodat je naar binnen kon kijken. Dat had ik op de RIL schepen nog niet meegemaakt. Ik had een tijd geleden ook op het zusterschip gevaren, de Straat Korea en ik kan me niet herinneren dat die patrijspoorten daar ook waren. Nieuwsgierig als altijd schraapte ik de glaasjes schoon den keek naar binnen. en zag flinke vuurstralen in de spoellucht ruimte. Ik wist niet of dit normaal was, dus ik belde de hwtk maar eens. Die kwam naar beneden, keek ook naar binnen en zei: Dat weet ik ook niet. Maar niet meer naar binnen kijken en dan zien we wel of er iets gebeurt of niet. De volgende haven heb ik wel zuigerveren inspectie gehouden maar daar was niets mis mee, dus die vuurstralen waren waarschijnlijk normaal. Op de oversteek naar Manilla zaten we aan de bar en onze eerste stuurman vertelde dat hij ook even als kapitein had gevaren. Spontaan flapte een ven de leerling stuurlui eruit: En daarna zeker nooit meer! Hij schrok zelf van zijn opmerking. Ik had net het oog op onze kapitein en die draaide net zijn hoofd weg om zijn grote grijns te verbergen. Ik had al het idee dat hij niet erg van de kwaliteiten van de eerste stuurman overtuigd was. In Manilla lagen we nogal een tijdje en op een zaterdag of zondag ging ik samen met mijn vrouw Manilla onveilig maken. We hebben daar rondgelopen en alles bekeken. Het was rustig. Later hoorden we van onze ouders/schoonouders dat er die dag verkiezingen waren en dat er grote rellen waren geweest met hardhandig politie optreden. Dat was in Nederland voor de TV geweest. Nu hadden wij daar de hele dag gelopen waar die rellen geweest zouden zijn. We hebben er niets van gemerkt, geen politie sirenes gehoord en alles was rustig. Dan twijfel je wel een beetje aan de Nederlandse berichtgeving.

We lieten Manilla weer achter ons en zetten koers naar Taiwan, waar we de havens Keelung en Kaohsiung aandeden. Mijn vrouw en ik zagen ook nog kans een dagje in Taipei door te brengen. Zo kom je nog eens ergens. En daarna gingen we naar Japan, eerst Nagoya, toen Yokohama en als laatste naar Kobe. Persoonlijk ben ik wel een fan van Japan en als ik dan maar enigszins de mogelijkheid hebt ga ik wel de wal op en mijn vrouw zegt ook geen nee. Dus we amuseerden ons daar wel. Zij stuift wel overal de wal op maar, zoals ik al eerder gezegd heb, wij zwosloda (zwoegers en slovers der aarde) moeten af en toe ook werken en niet alleen af en toe. Dus de wal op gebeurt dan meestal 's avonds en ik de weekeinden, als je tenminste niet de wacht hebt. Maar toch zijn mijn vrouw en ik nog een dag naar Nara geweest vanuit Kobe. Maar daarna begon de ellende een beetje. We moesten bunkeren en daar ging iets verkeerd. Dat deden de 4e en 5e wtk en ze waren een tussenafsluiter vergeten tussen de tanks in het voorschip en de wingtanks in de tunnel. Daar kwamen ze net te laat achter en het deed dus even "BLUB" op het voorschip. En ja hoor, zware olie aan dek. Niet veel, ik schat het op een liter of tien, maar er was wel wat in de haven gelopen en dat vonden de Jappen niet leuk. Dus om nog grotere problemen te voorkomen hebben we het zelf bij de autoriteiten aangegeven. Er was in Japan tenslotte een wachtsman aan boord en die moesten we voor zijn. Intussen stond de tussenafsluiter open en kon er niets meer gebeuren. Er werd opgeruimd en in opdracht van de kapitein werden er chemicaliën in de haven gespoten en ook op het oliespoor op de huid om de olie af te breken. Nou heb ik nooit geweten wat de RIL voor zwarte verf op de huid smeerde, maar ik zag wel waar met chemicaliën op de huid werd gespoten dat kennelijk olie onttrok aan die verf waardoor de olievlek in het water steeds groter werd in plaats van kleiner. Dus ik schreeuwde dat ze moesten stoppen met die chemicaliën. De kapitein stond op de kade en schreeuwde dat ze door moesten gaan met spuiten. Dus stonden de kapitein en ik even flink tegen elkaar te schreeuwen en te vloeken. Maar ze stopten wel met spuiten. En we hebben het bunkeren afgemaakt. We hadden net een nieuwe 3e wtk aan boord gekregen en toen dit gebeurde was ik met hem bezig een zuigerstang pakkingbus in het carter te vernieuwen. Op de dag van vertrek moesten de hwtk, de 4e wtk en ik op het havenkantoor komen om een proces verbaal te maken. In de auto daar naartoe overlegden we even. Ik zou de schuld op me nemen en zij moesten ook maar zeggen dat ik verantwoordelijk was. En niet zeggen dat ze die tussenafsluiter vergeten waren. Daar helemaal niet over praten want als die open stond kon het nooit aan dek komen. Gooi het maar op een luchtbel. Ik werd verhoord door een lastige Japanner. Hij wilde eerst weten wie verantwoordelijk was voor de oil-spil. Dat was ik dus. Waar ik dan was. Oh, ik was in de hoofdmotor aan het werk. Wie bunkerden dan? 4e en 5e wtk. Wie er dan verantwoordelijk was? Ik, want ik ben verantwoordelijk voor al het werk in de machinekamer. Dit herhaalde zich enige malen maar zo kwamen we ook niet verder. Toen wilde hij weten hoe de olie aan dek kon komen. Ik vertelde hem dat dat ook niet kon omdat de wingtanks hoger waren dan de d.b. tanks, dus volgens de wet van communicerende vaten kon het nooit aan dek komen. Moest ik eerst de wet van communicerende vaten uitleggen. Hoe die olie dan aan dek was gekomen. Dus ik heb een tekening gemaakt hoe een dubbele bodem tank eruit ziet en hem uitgelegd dat er bovenin wel eens gestolde zware olie in de luchtgaten kon zitten waardoor er een luchtbel kan ontstaan die dan plotseling losbreekt en wat olie meeneemt waardoor een klein beetje mee kan nemen door de ontluchting, Wanneer ik voor het laatst in de d.b. tank was geweest? Aan boord van dit schip nog nooit, maar de constructie leren we bij scheepsbouw en is voor alle schepen nagenoeg hetzelfde. Intussen was ik ook wel een beetje aan het sturen en dat lukte. Hij vroeg me met welke snelheid we bunkerden. Ik had aan de bunkerboot doorgegeven dat we 200 ton/uur wilden hebben. De man vroeg me hoeveel ton we gebunkerd hadden toen het gebeurde en hoelang we bezig waren geweest en dat vertelde ik hem. Hij kwam tot de conclusie dat de bunkerboot veel harden had gepompt dat we hadden gevraagd. Dat wist ik ook wel, maar ik vertelde de man dat ik daar nog niet eens over nagedacht had, maar nu hij het zelf zei! Dat was het einde van mijn verhoor. Ik moest beloven dat ik in Japan zou zijn als de rechtspraak werd gehouden en dat beloofde ik. Toen ik met verlof zou gaan werd er nog een telegram naar Japan gestuurd of ik nog terug moest komen. Dat was niet nodig, het was al voor geweest en de bunkerboot was voor de helft schuldig verklaard. Toch flink wat bereikt voor een paar uur praten. Ik vond dat ik het best aardig had gedaan. Toen ik weer aan bord stapte werd gelijk de gangway opgehesen en we vertrokken uit Japan. De anderen waren al uren weer aan boord.

We hadden dus een nieuwe derde wtk. Er was niets mis mee, maar hij was bezig zijn droom te volgen. Hij was nu scheepswerktuigkundige en zijn droom was om boord werktuigkundige te worden. Hij had zijn A-diploma wel gehaald, maar ging daar niet verder mee en spendeerde zijn geld en vrije tijd aan zijn droom en studeerde om boordwerktuigkundige te worden. Dat is een flinker studie en dat doe je niet zo maar even. Ik heb alleen deze term met hem gevaren maar later heb ik gehoord, dat hij het wel gehaald heeft maar toen werden boord werktuigkundigen op vliegtuigen afgeschaft omdat ze niet meer nodig waren. En daar had hij al zijn vrije tijd en waarschijnlijk ook zijn geld aan besteed. Het nalopen van een droom kan dus ook verkeerd uitpakken. Ik had hem van harte gegund dat zijn droom was uitgekomen. Intussen hadden we Japan verlaten en voeren naar Pusan. Het schip had op de LACAS diens gezeten en dat leek me best aardig omdat we daar een gedeelte van hadden meegemaakt, maar het bleek dat we nu op Oost Afrika zouden gaan varen. Van Pusan gingen we verder naar Hong Kong en daarna naar Port Kelang. We zouden namelijk dieptank lading krijgen. De Kobe had twee dieptanks maar die dieptanks, onder in ruim 4, hadden geen ullage ruimte en dat was een beetje lastig. Om die tanks te kunnen laden moest ruim 4 leeg gelaten worden en de grote deksels van deze tanks moesten losgeschroefd worden om te kunnen laden of lossen. Nu was het al een keer gebeurd dat de dieptank lading pas later geladen zou worden terwijl de andere ruimen al flink beladen waren, maar ruim 4 dus leeggelaten was. Door de buiging van het schip liepen daardoor de tunnelblokken onder ruim 4 heet. Met dat in gedachten gingen we dus eerst naar Port Kelang om de dieptanks te laden, de deksels dicht te schroeven en nog wat lading in dit ruim te zetten waarna we weer terug gingen naar Singapore voor de rest van de lading. Op deze manier werden er behoorlijke problemen voorkomen.

We kwamen 's morgens aan in Port Kelang. Tijdens de lunch zei de kapitein tegen mijn vrouw dat als ze die middag de wal op zou gaan, ze maar beter een paraplu mee kon nemen want het zou gaan regenen. Toen ze de wal op ging keek ze eerst even rond. Geen wolkje in de lucht, dus dan zou het met die regen ook wel meevallen en ging dus zonder plu de wal op. De kapitein kreeg gelijk en mijn vrouw kwam doorweekt weer terug aan boord. De eerste die ze daar tegen kwam was natuurlijk onze kapitein en die had natuurlijk de grootste lol en mijn vrouw moest wel zeggen dat hij gelijk had gehad. Toen bood de kapitein haar deze blauwe paraplu aan voor de komende keren dat ze de wal op zou gaan. De volgende dag nam ze de plu wel mee, maar natuurlijk geen spatje regen gehad. Daarna vertrokken we naar Singapore en daar zou de kapitein met verlof gaan. Nu nemen verlofgangers wel vaak post mee naar Nederland, Maar niemand had het lef om aan de kapitein te vragen of hij de post mee wilde nemen, dus deponeerden ze de post bij mijn vrouw, de lafaards, met het verzoek of zij aan de kapitein wilde vragen of hij het mee kon nemen. Daar had mijn vrouw geen enkele moeite mee, want ze waren elkaar gaan waarderen en konden ook prima door één deur. Dus voordat de kapitein vertrok ging mijn vrouw even naar de kapitein en zei: Ik heb wat post voor u en kan u dat even meenemen. Natuurlijk, zei hij. Hij bekeek de stapel en zei: Nou, jij hebt ook veel geschreven, zeg! Het is van het hele schip, zei mijn vrouw. De kapitein moest er om lachen en vroeg: Durfden ze zelf niet? Mijn vrouw zei niets, maar ze snapten elkaar en grijnsden. En wij kregen een nieuwe kapitein.

Blauwe paraplu

Stom van me, maar een mens kan zich wel eens vergissen in de volgorde van havens. Ik heb gezegd dat we op weg waren naar Dar es Salaam, maar de eerste haven in Oost Afrika was Port Victoria, Mahé, Seychellen. Aangezien we kennelijk geen haast hadden bleven we daar ook enkele dagen, zeer tot het genoegen van mijn vrouw. Die werd zo'n beetje een stamgast van het Beau Vallon Bay hotel met een mooi strand. Maar ook daar vertrokken we weer en gingen op weg naar Tanga. Daar werd veel gevaren met ons werksloepje, waterskiën op een plank, de kleine waterwegen verkennen. Daarbij liepen we regelmatig vast, maar we kwamen ook wel weer los, we zagen mooie vogels en een grote slang die op een tak lag waar we onderdoor moesten. We hielden het beest goed in de gaten. Er lag ook nog een ander Nedlloyd schip binnen en onze kapitein wilde daar buurten, dus hij werd met het Kobeetje daar afgezet. Hij had een walkie talkie bij zich zodat hij kon doorgeven wanneer hij opgehaald wilde worden. Hij scheen zich daar wel te vermaken. Af en toe riepen we hem op. Maar 's middags kregen we iemand anders te horen die vertelde dat hij in een hut lag zijn roes uit te slapen. Dat was om 17.00. We hebben het Kobeetje maar weer binnen boord gehesen. 's Avond om een uur of negen kregen we hem weer te horen. Hij wenste nu opgehaald te worden. Hij kreeg te horen dat hij de volgende dag de eerste zou zijn. Een hoop gevloek door de praatpaal, dus die hebben we toen maar uitgezet. De volgende dag hebben we hem weer opgehaald. Als nog onze excuses aan dat Nedlloyd schip want die zullen ook niet blij geweest zijn dat ze met onze kapitein zaten opgescheept. We hadden ook zand nodig voor onze zandbakken, dus gingen de 2e stuurman en de beide ll. stuurlui met het Kobeetje op stap om een leuk strandje te vinden om daar zand vandaan te halen. Ze vonden een mooi zand strandje en begonnen zand te laden. Helaas hadden ze geen rekening gehouden met eb en vloed en vooral niet van eb. Dus toen ze terug wilden kon dat niet want ze zaten vast. En op dat strandje liepen allemaal krabbetjes rond en dat vonden ze ook maar niets, dus zijn ze maar in Kobeetje gaan zitten. Ze hadden we een praatpaal bij zich, dus we wisten wat er aan de hand was. Dus ons lunch biertje werd geopend met de praatpaal er naast, zodat ze goed konden horen dat wij een biertje namen terwijl zij in de hitte zonder drinken vast zaten. Maar het werd vanzelf weer vloed en toen kwamen ze wel weer los, dus laat in de middag waren ze weer bij het schip. Wel met zand. Toen bleek dat een onverlaat de hut van de 2e stuurman vol had gehangen met fotokopieën van getijdetafels.

We hebben Tanga weer achter ons gelaten en zijn naar Mombasa gevaren waar we een hele tijd gelegen hebben. Ruim 4 werd leeggehaald zodat we konden beginnen met het lossen van de dieptank lading. Daartoe moest eerst het grote deksel van de tanks losgeschroefd worden en geopend. In ruim 4 stond in een hoek een soort stalen slee en daar was een grote IMO pomp op gemonteerd, samen met een elektromotor aan een lange elektrische kabel die naar een schakelkast liep in de hoek van het ruim. De zuig- en pers flenzen zaten aan de bovenkant van de pomp. De persslang werd aangesloten en een zuigslang werd in de olie gehangen. Zo'n pomp is niet zelf aanzuigend, maar bovenop de pomp zat ook een prop. Deze losgemaakt, trechter er in en dan de pomp maar opvullen door een emmer aan een touw in de lading te laten zakken, en de pomp op te vullen tot die vol was, prop er in, pomp starten en gaan met die banaan. Mooi niet. De eerste stuurman kon de zuigslang niet vinden en had er een ergens geleend, maar dat ding was lek, dus je zoog lucht aan en dan doet de pomp het niet. Dus de zuigslang weer afgekoppeld. Ik had onze zuigslang toch ergens gezien. Rondgekeken en gevonden. Maar toen moesten we dat ding nog in het ruim zien te krijgen, want dat ding was loodzwaar. Maar het is ons gelukt, aangesloten, in de olie gehangen, pomp weer opgevuld en gestart. Nu deed hij het wel. Het geheel werd boven de tank gehangen omdat het hele zooitje ook naar beneden moest als het peil in de tank begon te zakken.. Er was ook een soort bilge well in de tank en als je de zuigslang daar in hing kreeg je de tank goed leeg. En aangezien die pomp een flinke opbrengst had ging dat allemaal vrij vlot. Toen de tanks leeg was werd er gelijk een bataljon Nigerianen ingestuurd om de binnenkant van de tank schoon te maken en na inspectie werden de grote deksels weer dichtgeschroefd en was dit hoofdstuk ook weer voorbij.

Deeptank

Als je zo lang in Mombasa ligt grijp je de kans natuurlijk wel aan om een paar dagen op safari te gaan naar het Tsavo park en dat deden we dus. Via het kantoor regelden we een busje met chauffeur en daar gingen we. Je kan ook wel een auto huren en op de bonnefooi gaan, maar zo'n chauffeur weet beter waar de dieren zitten. Onderweg er naar toe hadden we ook wel een beetje lol. Er stond een auto met een lekke band. Een man was bezig de band te verwisselen en de nadere man dacht te kunnen genieten van zijn ontbijt in de vorm van een boterham. Geen goed idee, want er waren bavianen in de buurt. Eén ervan kwam achter de rug van de eter dichterbij en toen de man een hap wilde nemen was hij zijn boterham al kwijt aan die baviaan. We waren uiteraard niet de enigen in het park. Er was ook een groot Neckermann reisgezelschap en die mensen waren niet al te slim. We hadden lunch in een lodge. Je zat er mooi op een open veranda. Er stond een heel grote tafel met een heel stel Duitsers. Buiten die veranda zaten overal bavianen. De Duitsers vonden het wel leuk om die bavianen te gaan voeren. Het bedienend personeel probeerde dat te voorkomen, maar de Duitsers luisterden niet en gingen door. Het duurde even, maar toen stonden die bavianen op de tafel tussen de Duitsers en begonnen met eten, camera's borden en noem maar op, te smijten. Toen vonden de Duitsers dat opeens iet zo leuk meer. Die beesten zijn namelijk groter dan je in eerste instantie zou denken met heel grote en scherpe tanden. Gelukkig zaten wij er net ver genoeg vanaf zodat we het wel goed konden zien maar dat die beesten niet bij ons in de buurt kwamen. 's Middags waren we nog bij een rivier waar nijlpaarden waren. Nu blijken dat erg gevaarlijke dieren te zijn en ondanks hun lompe uiterlijk, zeer snel. In ieder geval sneller dan mensen. Dus toen er even later een Duitse juffrouw aan kwam lopen die met stenen naar die nijlpaarden begon te gooien om ze wat tot actie aan te moedigen, hebben we ons maar tactisch teruggetrokken, weer in het busje gestapt en de chauffeur gevraagd om ons naar een plek te brengen waar niet van die idioten rondliepen. Hij was zelf ook al tot die conclusie gekomen, want hij verklaarde die mensen ook voor gek. De nacht hebben we doorgebracht in een lodge dicht bij een drinkplaats. 's Avonds zit je dan op je balkonnetje en ziet olifanten op 5 meter afstand voorbij lopen, maar je hoort ze niet. Het is eigenlijk een open dierentuin waar de dieren vrij rondlopen en de mensen opgesloten zitten, in een busje of een lodge. De volgende dag ook nog een groot gedeelte doorgebracht in het park en tegen de avond weer terug gekeerd naar het schip. Persoonlijk kan ik daar enorm van genieten.

We lagen dus een flinke tijd in Mombasa en aangezien mijn vrouw niet hoefde te werken ging die iedere dag de wal op om Mombasa onveilig te maken. In het begin van Kilindini road waren wat kraampjes waar allerlei dingen verkocht werden en daar kwam ze iedere dag langs, dus daar was ze al een bekend figuur. Daar maakte ze iedere dag praatjes met deze en gene. Ze wisten intussen dat ze Rina heet en waar ze vandaan kwam. Dus iedere morgen vroegen ze aan haar waar ze nu weer naar toe ging en dan vertelde ze dat. De kasbah, Fort Jezus en noem maar op. Vaak gaven ze haar ook adviezen waar ze nu weer naar toe kon gaan. Eén grapjas vroeg zelfs of ze die avond met hem ging dansen. Mijn vrouw vertelde hem dan ook dat ze dan misschien moeilijkheden met haar man zou kunnen krijgen. De man zei: Je hoeft hem het toch niet te vertellen! Ze hadden allebei de grootste lol. Als we vrij waren huurden we een auto en gingen we de omgeving onveilig maken. We zijn een keer langs de kust naar het noorden gereden en kwamen in plaatsen als Kilifi em Wtamu tot aan Malindi en toen ook de ruïne stad Gedi bezocht. We zijn ook een keer in Zuidelijke richting gereden naar Kwale en het Shimba Hills National Reserve, een kleiner wildpark. Helaas kwam er ook weer een eind aan ons verblijf in Mombasa en we voeren naar Dar es Salaam, waar mijn vrouw en ik op 7 Juli 1978 afmonsterden om met verlof te gaan.