Home | Wegwijzer | Verhalen | Geert Jan Leuning

m.s. Straat Mozambique – 1976-1977

 

Aan het eind van mijn verlof kreeg ik een brief van de maatschappij dat ik geplaatst zou worden op de Straat Mozambique. Mijn vrouw zou meegaan en alle handelingen op kantoor waren al achter de rug. De datum dat we naar Brazilië zouden vliegen was bekend. Koffers gepakt, nog even een paar inkopen gedaan en de volgende morgen zouden we naar Schiphol vertrekken. Maar toen we thuis kwamen lag er een telegram met het verzoek de maatschappij te bellen. We hadden nog geen telefoon, dus bij kennissen naar kantoor gebeld. Daar was natuurlijk niemand meer, maar ik kreeg wel een nummer dat ik kon bellen in noodgevallen. Ik wist niet of het een noodgeval was, dus het nummer gebeld. Een uur lang. Werd niet opgenomen. De volgende morgen stonden we klaar om te vertrekken. Toch nog even bij vrienden naar kantoor gebeld hoewel het nog vroeg was. Maar er werd gelijk opgenomen met de woorden: Met Monique, en dan weet je dan je goed zit. Het bleek dat het vertrek een paar dagen uitgesteld was. En daar sta je dan. Geen eten meer in huis, dus we hebben onszelf maar uitgenodigd bij onze respectievelijke ouders tijdens het middagmaal. Een paar dagen later vlogen mijn vrouw en ik, samen met een 5e wtk naar Sao Paulo, waar we opgehaald werden door een agent die ons naar een hotel bracht in Santos, vlak achter het strand. Daar hebben we nog een kleine week doorgebracht want het schip lag in Rio de Janeiro. Toen het schip uiteindelijk in Santos aan kwam zijn we aan boord gegaan. Op 9 juli 1976 werden we aangemonsterd.

Toen ik aan boord stapte kon ik gelijk aan de bak, want er was sprake van dat we vrieslading zouden krijgen en die installatie was al een tijd niet meer gebruikt. Er stond wel een compressor te draaien, maar die was voor de airconditioning. Voor zover ik me kan herinneren was het een ammoniak installatie met brijnbakken en in de vriesmachinekamer was het een wirwar van rubber slangen die de rotte brijnleidingen daar hadden vervangen.. Ik kan me niet herinneren of we inderdaad vrieslading hebben gekregen. Ik weet wel dat ik een paar maal nieuwe brijn moest maken, maar dat kan ook voor de airconditioning geweest zijn. Er stond ook nog een diepvries compressor waarvan de condensor met brijn gekoeld werd, maar die is niet gebruikt voor zover ik me kan herinneren. Het was wel een fijn schip om op te varen. Daarom hadden we ook zoveel extra mensen aan boord. De vrouw en twee dochters van de kapitein waren aan boord, mijn vrouw, de vrouw van de 4e wtk en de vrouw van de 3e stuurman. Sommige van hen gingen vanuit Zuid Amerika weer naar huis. Het was verder een probleemloos schip. We hadden een schroefas met een pokhout schroefaskoker, dus weer met de nodige lekkage, maar dat viel met de lenspomp wel bij te houden. We hadden een goede ploeg aan boord en het was gezellig. De kapitein kon zich af en toe flink opwinden in een discussie. Dan zat hij op zijn stoel op en neer te wippen en dan probeerde zijn vrouw hem wat te kalmeren door te zeggen: Rustig, nou. Zijn antwoord was dan: Maar ik wil helemaal niet rustig zijn! En dan wipte hij verder op en neer in zijn stoel. Maar er zat verder geen kwaad bij. Na Santos bezochten we Paranagua en Buenos Aires en daarna gingen we de oversteek op naar Singapore. Om Straat Malakka binnen te varen pikten we ook nog even de Cedar passage mee. Mooi varen.

Er waren in die tijd een paar S-kerk schepen die onder de naam Straat F voor de RIL voeren. Bij één van die schepen schijnt het toen gebeurd te zijn dat de nokkenas van de achterste drie cilinders onder een hoek van 45 graden onder de koppelingflens was gebroken, daardoor een klap naar achteren kreeg waardoor de stoelen van de stootstangen van de uitlaatkleppen afbraken. Een zooitje, dus en dan kom je ook niet ver meer. Dus alle schepen met een B&W motor kregen bericht om te controleren of daar ook gevaar voor bestond bij andere B&W motoren. Ik weet niet meer waar we het gedaan hebben, maar we hadden kennelijk tijd genoeg, dus we besloten de achterste nokkenas te lichten. Best leuk werk en het komt niet alledaags voor. Toen hebben we geprobeerd de koppeling flens los te krijgen om de as daar te kunnen controleren. Maar dat ding was er met geen mogelijkheid af te krijgen met de apparatuur die we aan boord hadden. Dan kan je wel grof geweld gaan toepassen om die koppeling er af te krijgen, maar die moet er ook weer op en het liefst in dezelfde stand. We zijn er dus maar van uit gegaan dat de boel stevig genoeg was en hebben de hele zaak maar weer terug gehangen. Als de maatschappij het nog verder wilde inspecteren moesten ze dat maar gedurende een docking doen. Maar het was wel leuk werk en dan kon je ook met eigen ogen zien hoe het allemaal werkte om een uitlaatklep te bedienen, want normaal gesproken zat dat allemaal ingepakt. Veel beter dan een tekening.

Van Singapore gingen we naar Japan via Hong Kong. In Hong Kong ging onze bemanning altijd even een paar dagen naar huis en kregen we vervangers aan boord, die waarschijnlijk vroeger ook wel op dit schip hadden gevaren, want ze wisten de weg. In de machinekamer werd in Hong Kong nooit veel gedaan. We namen stores in ontvangst. Toen we in Hong Kong aankwamen kregen, om de één of andere reden geen Hong Kong Dollars aan boord. Dat was vervelend, want ik wilde 's avonds wel even met mijn vrouw de wal op. Bij de gangway stond Hong Kee, één van de kleermakers die aan boord kwamen om uniformen, ketelpakken en andere kleding op maat te maken. Hij vroeg me of ik niet met mijn vrouw de wal op moest. Ik zei: Jawel, maar er is geen geld aan boord gekomen, dus we kunnen niet. Jawel, zei hij en duwde me een pak Hong Kong Dollars in de handen. Krijg ik wel weer terug, zei hij. Ik was helemaal geen klant van Hong Kee, want ik kocht mijn spullen altijd bij Lat Chong. Maar dat maakte niets uit. Dus ik kon met mijn vrouw de wal op die avond. De volgende dag was er weer geld aan boord en heb ik Hong Kee terug betaald. In Japan deden we de volgende havens aan: Fukuoka, Yokohama, Kobe, Nagoya en Yokohama nog een keer. In Fukuoka was ik nog nooit geweest. Heel vaag staat me bij dat ik daar wel met mijn vrouw de wal op ben geweest, maar zeker ben ik er niet van en ik kan me er ook niets meer van herinneren. De andere havens was ik al vaker geweest. Mijn vrouw had last gekregen van haar amandelen en ging naar een dokter in Kobe. Het was daar wat moeilijk om haar klachten duidelijk te maken. De dokter wilde iets met haar oren doen, maar mijn vrouw wees op haar keel en schudde haar hoofd bij het wijzen op haar oren. Het gevolg daarvan was dat ze door twee verpleegsters naar de buitendeur werd gebracht. In Japan mag je kennelijk een dokter niet tegenspreken. Dus dat schoot ook niet op. In Yokohama is ze toen naar het Bluff Hospitaal gegaan. Daar zijn ze wat meer gericht op Europeanen en daar spreken ze ook Engels wat alles een stuk gemakkelijker maakt. Daar bleek dat ze ontstoken amandelen had en daar kreeg ze medicijnen voor. In Japan zijn we ook nog een dag naar Kyoto geweest. Mooie stad met een boel tempels die allemaal de moeite waard zijn. Dat nemen ze je nooit weer af.

Na Japan voeren we via Pusan, Keelung, Hong Kong en Singapore naar de Perzische Golf. In Hong Kong ging mijn vrouw ook nog even naar de maatschappij arts, de heer Koppes, om nog even naar haar keel te laten kijken. Nu is mijn vrouw niet een van de grootsten en Dr. Koppes is dat wel. Hij zat in mijn vrouw's keel te kijken en voordat ze het wist had hij haar onder haar armen gepakt en haar boven op de behandeltafel gezet met de woorden: Ziezo, nu kunnen we wat zien! Het zag er wel goed uit maar ze moest er in het verlof wel wat aan laten doen. En dan ben je op weg naar de Perzische Golf. In die tijd was de enige gezamenlijke recreatie de bar of het draaien van een Walport film. Dan kon binnen en buiten. Voor buiten hingen er op het achterste dekhuis een stel spaanplaten, netjes wit geschilderd en daarop konden we dan vanaf het tampat een film projecteren met de film projector. van Walport, als het ding het tenminste deed. Ik had ook al meegemaakt dat we een splinternieuwe projector hadden gekregen. Het was een schip met gelijkstroom, maar we hadden ook her en der wat stop contacten met wisselstroom. De eerste keer dat we film zouden draaien werd de stekker in het verkeerde stopcontact gedaan en toen kwamen er rookwolkjes uit het apparaat en dat was gelijk het einde. Je kreeg meestal een filmbox met drie films er in en iedere film was opgeborgen in drie kartonnen dozen, op volgorde genummerd. Dat betekende niet dat de films daarin in dezelfde volgorde zaten. Was het een goede film, dan was hij veel bekeken en moest je waarschijnlijk regelmatig stoppen om de filmbreuk te repareren. En als je de reels niet goed had vastgezet kon het maar zo gebeuren dat die van het apparaat af viel en wegrolde zodat je eerst de film weer op de reel moest winden. Ook kwam het voor dat de reels niet in goede volgorde werden vertoond, doordat ze in de verkeerde boxen zaten wat na afloop van de film, aan de bar, verhitte discussies uitlokte over waar die film nu eigenlijk over ging. Dolle pret, dus, maar we hadden niets anders.

De eerste haven in de PG, of eigenlijk nog daarbuiten, was Mutrah, de haven van Muscat in Oman. Daar bleven we eerst nog een tijdje buiten liggen voordat we naar binnen gingen. De sultan van Oman gaf een feestje omdat het vijf jaar geleden was dat hij zijn vader had afgezet om de zaak een beetje te moderniseren. Bij de oude sultan was er daar zelfs nog geen elektriciteit. De nieuwe sultan was wel voortvarend te werk gegaan. Hij had voor zichzelf een aardig optrekje laten bouwen, er was elektriciteit en was een nieuwe haven aangelegd en om dat allemaal te vieren had hij een stel collega's uitgenodigd voor een feestje, waarbij voor een slordige paar miljoen ook een vuurwerk werd afgestoken tussen de beide forten van Muscat. En daar had het schip mooi het zicht op. Toen we eenmaal tegen de kant lagen bleek het best een aardige plaats te zijn. Er liep een mooie boulevard van Mutrah naar Muscat en dan liep je zo de kasbah in. Daar was zelfs een Engelse boekenwinkel. Volgens de agent kon je in hotel International zelfs een biertje drinken tot 's avonds zeven uur. Toen we vroegen waarom maar tot zeven uur 's avonds zei hij: Daarna zitten wij er en kunnen we geen pottenkijkers gebruiken. De man had wel gevoel voor humor. In de hele PG was nogal wat congestie, dus het was veel en lang ankeren. Maar dat gaf ons weer de gelegenheid om met Moos te gaan varen. Moos was onze zeilboot met een flinke buitenboord motor. Ideaal om Walportfilms met andere schepen te gaan ruilen. Je ging een stel havens langs om een nummer te gaan halen en dan ging je maar weer ten anker. Achterstallig onderhoud kon ook allemaal weggewerkt worden. Terwijl we ergens ten anker lagen zwom er een walvishaai steeds rondjes om het schip, vlak onder de oppervlakte zodat hij goed te zien was. Natuurlijk gingen onze Chinezen op hun hurken op het potdeksel zitten en lieten steeds een haak met een stuk vlees aan een vislijn voor het beest z'n neus hangen. Het was maar goed dat het beest een planktoneter is, want ik denk dat een klein rukje aan de vislijn de Chinees in de plomp had laten belanden. Er kwam een sloep aangevaren, ik geloof van een Deens schip en ze hadden een Walport filmkist bij zich. Ze kwamen bij de gangway aan op hetzelfde moment dat de walvishaai daar ook weer langs kwam. Dus er werd naar beneden gekeken en zagen daar een haai, veel groter dan hun sloep, net onder de oppervlakte onder hun sloep door zwemmen. Ze maakten dat ze wegkwamen. Ze hebben hun films waarschijnlijk met een ander schip geruild waar niet zo'n zeemonster rond zwom.

We lagen al een tijd voor anker bij Dubai en sommigen van ons besloten maar eens in Dubai zelf te gaan kijken. Er werd een sloep te water gelaten, de 1e stuurman, 3e stuurman en vrouw, 5e wtk, mijn vrouw en nog een paar mensen van onze bemanning stapten in en daar gingen ze. In Dubai zelf aangekomen voeren ze gelijk de kreek op naar de oude stad en meerden daar ergens aan. Daar kregen ze gelijk gedonder, want dat mocht zomaar niet. Ze moesten via de haven, want daar was de immigratie en daar moesten ze zich eerst melden. Dus voeren ze terug naar de haven. Daar moesten ze hun paspoorten achterlaten en konden ze de wal op. Ze hebben daar een tijd rondgelopen en gekeken tot het tijd werd om weer terug te keren. De paspoorten werden weer opgehaald en daar gingen ze weer met de sloep. Maar toen ze onderweg waren stak er opeens een Shamal op en dat is een flinke storm die opeens kan ontstaan en daar zaten ze middenin. Volstrekt niet prettig, want dat klopte ook nog flinke golven op. Terug varen bleek geen optie dus dan maar door naar het schip. We zagen ze aankomen, alsof ze verstoppertje aan het spelen waren, zien ze me wel, zien ze me niet. Aan boord hadden wij er weinig tot geen last van, ik heb zelfs nog foto's staan te maken, totdat de toestand tot ons door begon te dringen. Hoe kregen we die mensen weer aan boord met zulke golven? De kapitein zei dat we lij moesten gaan maken door het schip dwars op de golven te leggen zodat de sloep aan lijzijde kwam te liggen. In zeven minuten werd de machinekamer gereed gemaakt en konden we manoeuvreren. Maar hoe kregen we de mensen uit de sloep met golven van enkele meters? Besloten werd dat we dat met de loods-ladder zouden doen. De mensen uit de sloep moesten op het hoogste punt van een golf op de loods-ladder stappen en zich goed vasthouden en dan trokken wij als een speer die loods-ladder omhoog totdat de persoon, die op de loods-ladder stond, aan dek was. En zo hebben we ze allemaal uit de sloep gekregen. De sloep zelf heeft nog dagen achter het schip gehangen aan de painter, voordat het weer zo rustig was geworden dat we hem aan de davit konden inpikken en ophijsen. We hebben de sloep daarna niet meer gebruikt, maar Moos nog wel.

In december was het in de PG mest om uit te houden en als de zee rustig was gingen we met Moos af en toe varen. Op één van die tochtjes dook er opeens een marlijn op, vlak naast het bootje, duidelijk te zien in het schone water. De vis had zijn lange rugvin rechtop staan en was kennelijk op jacht. Een magnifiek beest. Even later was de vis weer verdwenen. Een van de 5e wtk’s, die ook in het bootje zat, had hem ook gezien. Die avond kreeg ik een delegatie van 5e wtk's in mijn hut: Second, mogen we vissen tijdens de wacht? Daar kon ik wel een beetje begrip voor opbrengen. Als je weken voor anker ligt en je moet aldoor wacht in de machinekamer lopen omdat er niets gealarmeerd is, dan is dat natuurlijk hartstikke saai. Dus ik gaf ze toestemming, zolang ze ook de MK maar een beetje in de gaten hielden. De 3 5e wtk's zijn op strooptocht gegaan. Er werd een vleeshaak uit de kombuis gepikt, die werd zo bewerkt dat de ene kant een oog vormde en aan de andere kant werd er een weerhaak op gefabriekt. Een dunne staalkabel kon mooi als onderlijn fungeren. Ze hadden intussen ook een kuil 1/2 " poliprop uit een dek kast gehaald en als dobber kon wel een leeg chemicaliënblik dienen. Er werd een homp vlees uit de kombuis gepikt, het hele zooitje werd aan elkaar geknoopt en de mannen gingen vissen. Aangezien dat poliprop bleef drijven zag je een hele lange oranje sliert achter het schip drijven, met in de verte dat chemicaliën blik en daaronder zou dan wel de onderlijn met haak en homp vlees hangen. En ze hebben ook nog wat gevangen ook. Aangezien we veel buiten zaten hoorden we de commotie. De mannen hadden beet. Het bleek alleen geen vis te zijn. Er was één of andere local die met een bootje met buitenboordmotor dacht wel over die oranje streep te kunnen varen. Nee, dus. Waarschijnlijk is die lijn in zijn schroef gekomen en dat zal voor die plastic schroefbladen ook wel funest geweest zijn. De man ging nogal tekeer, maar we konden niet verstaan wat hij zei. Maar we kregen wel de indruk dat hij "Not Amused" was. Hij heeft zich uiteindelijk kunnen bevrijden, maar hoe hij thuis gekomen is was niet ons probleem. De 5e wtk's waren best trots op hun grote vangst en hadden lol voor tien. Maar met hun "visgerei" is geen vis gevangen.

In december was het in de PG best uit te houden. We konden 's avonds Sinterklaas vieren aan dek. Zelf gemaakte cadeaus werden geschonken, vaak met grote hilariteit. Zo kwamen we de tijd wel door. Ook kerstmis werd gevierd met een uitstekende maaltijd, nog steeds voor anker. Tijdens dat wachten konden we op ons dooie gemakje wat onderhoudswerkzaamheden plegen zodat we met alles wel bij waren. En we konden ook nog een eindje gaan varen, want we moesten zowaar naar Abu Dhabi waar we op nieuwjaarsdag tegen de kant lagen. Mijn vrouw en ik besloten maar eens aan de wal te gaan kijken, dus we hebben daar wat rondgeneusd. Voor zover ik me kan herinneren, ook geholpen door foto's, zag het er best aardig uit, maar het was toen nog niet erg toeristisch. Dus toen we ook nog een hapje wilden eten gaf dat toch wel wat problemen. We vonden uiteindelijk een Wimpy, dat was min of meer de Britse voorloper van McDonalds. Gezellig was het er ook niet, maar het voedsel was best te eten. Na een poos aan de wal zijn we weer naar het schip terug gegaan. We zijn weer uit Abu Dhabi vertrokken en in de buurt van Bahrein weer voor anker gegaan. Op 9 januari 1977 kwam er een bootje aangetuft die mijn vrouw en mij kwam halen met onze bagage omdat het voor ons weer tijd was om naar huis te gaan. Er zat ook een Engelsman van een ander schip op dat bootje die ook met verlof ging. We werden naar Bahrein gebracht waar een hotel voor ons was geboekt, omdat we daar 's morgens aankwamen en 's avonds pas zouden vliegen. We zijn nog met die Engelsman Bahrein ingegaan om hem te helpen met het kopen van sieraden voor zijn vriendin en daarna hebben we afscheid van hem genomen en 's avonds vlogen we naar Amsterdam en gingen met verlof.