Home | Wegwijzer | Verhalen | Geert Jan Leuning
Verlof, 1982
Gelijk in het begin van het verlof zijn we verhuisd. In het begin was daar natuurlijk ook wel het één en ander te doen. Er moest veel opgehangen worden en er moesten dingen in elkaar gezet worden, maar al vrij gauw stond alles op zijn plaats en was het huis leefbaar geworden. Maar we kwamen van 9-hoog uit een flat maar dit huis heeft ook een voortuin en achtertuin en daar moest natuurlijk ook wat aan gebeuren. Het was vroeger weiland geweest dus we hadden heel veel kweekgras in de tuin, dus spitten en proberen al die witte wortelstokken te verwijderen, wat, al zeg ik het zelf, goed gelukt is maar het was wel een enorme klus. En dan komen allerlei vrienden je nieuwe huis bekijken en nemen dan vaak dozen met stekjes mee uit hun eigen tuin mee. Maar als je dan vraagt wat voor plant het is en of die groot of klein is, dan weten ze dat vaak ook niet. Dus zijn we met onze rug naar de tuin gaan staan. en hebben de stekjes over onze rug in de tuin gegooid en waar ze neerkwamen werden ze ook geplant. Zag er best aardig uit toen dat gedaan was. Dat betekende dan wel dat je een jaar daarna, toen je kon zien wat het was en hoe groot het zou worden, je de hele tuin opnieuw moest gaan inrichten om er een beetje tuin van te maken. Echt een tuinman zal ik echter nooit worden.
Nedlloyd Kobe 1982

Als je het druk hebt tijdens het verlof is dat verlof altijd veel te gauw om. Trouwens ook als je het niet druk hebt, maar dat er even tussendoor. Dus ik moest weer op kantoor komen voor allerlei plichtplegingen en mijn nieuwe schip was inmiddels ook bekend. Het was ook een schip waar ik al eerder heel prettig op gevaren had, alleen zat dat schip nu op een andere lijndienst. Het werd weer de Nedlloyd Kobe en nu gingen we varen van Europe naar de Caribische eilanden, Brits Guyana en Suriname v.v. Ook weer wat anders. Ik monsterde aan in Rotterdam op 9 juli 1982 en stapte vrolijk aan boord om de zaak over te nemen van mijn voorganger. Die man was wat gespannen en was waarschijnlijk blij dat hij naar huis kon. Hij had nogal wat voor zijn kiezen gehad. Men had besloten het schip met slow speed verstuivers uit te rusten door andere verstuivertips te plaatsen. Normaal zaten er tips in met 10 gaatjes van 1,1 mm. Nu waren er verstuivertips ingezet met tien gaatjes van 0,75 mm. Volgens de firma Stork moest dat wel kunnen. Wel, jongens, wij weten allemaal dat als je een plasje moet plegen en je knijpt het tuitje een beetje dicht, dit bijzonder onaangenaam wordt. Mocht je dat niet weten probeer het dan maar eens, maar neem het maar van me aan. De gevolgen konden dan ook niet uitblijven. De veiligheidskleppen van de brandstofpompen begonnen zware olie te spuiten en die stonden afgesteld op 1000 bar en ik heb me laten vertellen dat er zelfs een brandstofpomp gescheurd was. Of de HD brandstofleidingen daar tegen bestand waren moest men ook maar afwachten. Maar Stork zei dat het kon, dus heeft men het nog een tijdje geprobeerd, doch uiteindelijk heeft men de oude verstuivertips maar weer terug gezet, maar ze hadden dus wel wat ellende over zich heen gekregen. Mijn voorganger ging met verlof en nu was het dus mijn schip geworden dus maar wat rond gekeken. In de stuurmachinekamer zag ik een hoopje schroot liggen, dus maar eens gekeken wat dat was. Onderdelen van een sloepsmotor en het geheel kwam me zeer bekend voor. Het leek op de motor van het Kobeetje dus daar even gaan kijken. Het Kobeetje had geen motor meer. Dus de zaak maar even gecheckt. De cilinder van het motortje was gescheurd en er misten nog een paar kleine onderdelen. Naar de Caribische eilanden met een Kobeetje zonder motor? Ik heb gelijk een reservedelen aanvraag gemaakt voor een sloepsmotor, want daar stond dezelfde motor in. Een urgente aanvraag, dus. Door de hwtk laten ondertekenen en daar zat ook net iemand van de TD, dus die heb ik ook verteld dat de veiligheid van de opvarenden ervan af hing, dus dat het echt urgent was. Gedurende ons verblijf in Rotterdam was dat niet meer te regelen, maar hij zou zijn best doen. Nu maar afwachten. Rotterdam was weer het normale gekkenhuis, maar ik was het schip gewend, dus het viel wel mee. We kregen op de kustreis ook nog een wal bankwerker mee om de lagers van één van de Stork Ricardo's te vernieuwen. Een aardige man die wel veel van kletsen hield. Ieder keer als ik langs kwam vertelde hij me uitgebreid wat hij nu weer gedaan had en hoe hij dat allemaal fikste. Ik weet niet meer hoe hij heette, maar hij had kennelijk af en toe een schouderklopje nodig en die kon hij van mij krijgen. Joh, als we jou niet mee hadden gekregen was dat ons nooit gelukt en dan ging hij blij weer aan het werk. Ieder mens wil wel een beetje toegejuicht worden, nietwaar?
We verlieten Rotterdam en voeren naar Hamburg waar we zonder problemen aankwamen. We lagen lekker te slapen toen erop eens een klap door het schip klonk, alsof er een zwaar stuk lading naar beneden donderde, maar dat kon helemaal niet, want er werd aan dek niet gewerkt. Even later ging ook het brandalarm van de machinekamer, dus maar naar beneden. Daar bleek al gauw dat we een explosie in de ketel hadden gehad. De deuren naar de vlampijpen waren open geblazen, maar de ketel stond nog gewoon te branden. Ze hadden daar waarschijnlijk al eens eerder last van gehad, want er had altijd een flinke staalkabel om de ketel heen gewonden gezeten ter hoogte van die deuren, maar die had de boel ook niet bij elkaar gehouden. Die deuren waren flink ontzet, dus daar hadden we wel een walfirma bij nodig. Eerst het brandstofsysteem van de hoofdmotor maar eens doorgespoeld met diesel olie en de ketel afgezet. Onze derde wtk, die in Duitsland woonde en dus die taal aardig machtig was, was al bezig met het bellen van reparatie firma's na overleg met Rotterdam. En de volgende morgen stond er al een ploeg klaar om de zaak weer in orde te brengen. We denken dat het een stofexplosie is geweest want we hadden geen enkele problemen gehad met de ketel brander. Ik moet zeggen dat die Duitsers goed werk hebben geleverd en de deuren weer goed in vorm hebben gekregen zodat ze weer prima te sluiten waren en konden we de ketel weer opstoken. Aan de ketel zelf was verder geen schade. De reis begon dus al lekker. Na Hamburg ging de reis naar Amsterdam, eigenlijk zonder problemen. Toen we op het punt van vertrek uit Amsterdam stonden, kwam er iemand van het kantoor in Rotterdam, per taxi naar Amsterdam om de onderdelen van de sloepsmotor te brengen en hij zal ook wel weer per taxi terug gegaan zijn. Heeft een paar centen gekost, maar we konden nu het Kobeetje weer vaarklaar maken.
Onze hwtk was een wat vreemde vogel. Bij elektriciteit treedt wel eens een kromme volt op en dan moet je daar wat aan doen. De hwtk kwam even kijken en zei: Tja, 133 - 135 weer. En hij liep weer door. We hadden geen idee waar hij het over had, dus we gingen er maar verder mee. Het was vrij snel gefikst. We waren de kast weer dicht aan het doen, kwam de hwtk weer langs en zei: Ik zei het al, 133 - 135, en liep weer door. Tot op de dag van vandaag weet ik nog steeds niet waar hij het nu eigenlijk over had. Waarschijnlijk zei hij dat bij iedere elektro klus. Onze kapitein was een zeer rustige man die wel tegen een stootje kon. Hij had een wat eigenaardige manier van locomotion. Iets naar voren gebogen, ellebogen naar buiten en de armen een beetje van zijn lijf gehouden, alsof hij tennisballen onder zijn oksels had zitten. 's Morgens op zee liep hij op die manier een rondje rond het schip en wij vonden het wel grappig om dat mee te lopen en wel op dezelfde manier. Een beetje infantiel eigenlijk, maar dan liep de kapitein daar op zijn manier met een stel officieren achter hem aan die net zo liepen. Dan keek hij om en zei: Ja, ja, ja, wel, wel, wel en dan liep hij weer door totdat zijn rondje gedaan was en dan ging hij weer naar boven en wij gingen dan verder met ons werk. Tja, waarom doe je zoiets? even een verzetje, waarschijnlijk.
En zo voeren we richting Sint Maarten. Het was mooi weer met een rustige zee. Je hebt altijd wel wat onderhoud, maar vraag me niet waar we mee bezig waren, want dat weet ik niet meer. Maar we zullen best wel wat gedaan hebben. Het schroefje draaide en het lichtje brandde, dus we waren wel tevreden. We hadden een goede ploeg mensen aan boord. Er werd alleen gefluisterd dat onze eerste stuurman twaalf jaar als supercargo had gevaren en dat dit zijn eerste schip weer was. Maar verder een prima kerel. En ze vonden Sint Maarten, dus dat was ook goed. Het was maar een klein piertje in de haven en we staken ook een beetje uit, maar dat was verder ook geen probleem. Er diende zich wel een probleem aan. Het schip viel steeds schever, dus onze kapitein vroeg aan onze hwtk over er veel verschil in de SB en BB brandstoftanks zat qua gewicht. Dat was niet het geval, dus vroeg hij aan de stuurman hoe het zat met de lading. Dat zat dus ook goed, volgens de stuurman. Hoe het dan kwam dat het schip zo krom viel. Daar had de stuurman wel een verklaring voor. Volgens hem lagen we gewoon op de bodem van de haven en volgens hem liep die bodem vanaf de pier een beetje af. De kapitein schrok daar toch wel een beetje van, deed zijn strepen af en nam een peillint en begon rond het schip de diepte tot de bodem te meten. Het bleek dat we ruim water onder de kiel hadden, maar de gewichtsverdeling van de lading was niet helemaal optimaal, om dat maar zo uit te drukken. Dat konden we uiteindelijk wel verhelpen met het verpompen van ballast en brandstof. Philipsburg zelf stelde niet zoveel voor en de wegen in het stadje waren ook niet zo best. Er was echter in de hoofdstraat wel een huis met een tuin en in die tuin stond een bar. Op de schutting naar de tuin stond "Het Anker" geschilderd en dat bleek dus een soort café te zijn. Sluitingstijden waren er niet. Het bleef zo lang open als er klanten waren. Als ik me niet vergis heette de eigenaar Jaap. Dus als we op volgende reizen midden in de nacht aankwamen en de mensen hadden nog zin in een biertje dat gingen ze daar naar toe, liepen de tuin in, gaven een brul: Jaap, we zijn er weer! en dan kwam Jaap zijn bed wel weer uit om de jongens van bier te voorzien. Klandizie ging dus voor. Maar erg veel te beleven was er in Philipsburg eigenlijk niet. Maar het was wel een leuk haventje waar zeeschildpadden ook rondzwommen. Maar ook daar vertrokken we weer en gingen op weg naar Fort de France op Martinique. Ook best een aardig plaatsje en wel wat welvarender dan Sint Maarten, leek het. Je had daar nog een stel avonturiers die met een flinke zeilboot tussen de eilanden voeren met lading. Je zag ze in de baai liggen terwijl ze vanuit kleine bootjes beladen werden en dan werden de zeilen gehesen en voeren ze weg naar de volgende bestemming. Ook een manier van leven.
Na Martinique ging de reis naar Pointe-a-Pitre op Guadeloupe. Daar lagen we eens op een zondag, dus besloten een paar mensen van boord naar het strand te gaan bij een hotel waar in de naam niet meer van weet. Dus we hielden een taxi aan en lieten ons er heen brengen. We moesten door een poort en het was nog een heel eind naar het hotel. Maar bij die poort stond een groot bord: "caution, sleeping policeman ahead" Dat vonden we wel grappig, eigenlijk. Tja, van die Fransen kun je tenslotte alles verwachten, maar dat ze ergens een bord neerzetten, in het Engels nog wel, omdat daar op straat een politie agent ligt te pitten gaat toch wel een beetje ver. Ik kan me voorstellen dat Franse agenten na een copieus middagmaal met rijkelijk veel wijn wel even zin hebben om uit te buiken, maar om dat nou op een weg te doen en ook nog een bord neer te zetten leek ons een beetje vreemd. We hebben ook geen slapende politie agenten gezien maar wel van die dwarse richels over straat om te voorkomen dat daar te hard gereden werd. Dat zouden dan die slapende politie agenten wel eens kunnen zijn. Zouden ze daar vroeger echte politie agenten voor gebruikt hebben? En als je daar nog langer over door mijmert kan het een lang verhaal worden, dus dat doen we maar niet. Het was een mooi strand en het hotel werd gerund door een Nederlander. Je komt die gasten ook overal tegen! We zijn daar een tijdje gebleven, maar we konden ook niet te lang daar blijven, want 's avonds vertrokken we weer en gingen op weg naar Saint George's op Grenada. Ook best een aardig plaatsje. Die eilanden lijken allemaal best aardig en romantisch, tropische eilanden en zo, maar ik kreeg toch het idee dat de plaatselijke bevolking nu niet bepaald een rijk leven hadden, maar ik kan me vergissen. De Franse eilanden kwamen eigenlijk het welvarendste over, maar of de plaatselijke bevolking daar ook van profiteerde, daar heb ik zo mijn twijfels over. De volgende haven was Castries op St. Lucia. De reis voordat ik aan boord kwam waren ze ook nog naar Vieux Fort gevaren om daar een distilleerketel te lossen voor de Heineken fabriek aldaar, maar nu bleven we in Castries. We zijn daar nog naar een nachtclub geweest, ergens in het binnenland. Het zal wel leuk geweest zijn, want mijn collega's amuseerden zich wel, maar je zag er geen hand voor ogen. Maar veel later reed er een vrachtauto tegen een elektriciteitspaal en viel de elektriciteit op het hele eiland uit. Toen ging er in die nachtclub een noodgenerator draaien en gingen daar de lichten aan en kon je wat zien. Het had beter donker kunnen blijven, maar het feest was weer over, dus gingen we terug naar het schip.
We lieten Castries en St. Lucia weer achter ons en voeren nar Kingstown op Saint Vincent. Daar lagen we niet erg lang. De haven op zich was best aardig met vele oude Groningse coasters die daar voor anker lagen. Scheepjes van 499,99 BRT omdat 500 BRT toen maximaal was. En ze voeren nog steeds. Maar, zoals in al zei bleven we daar niet lang en al gauw zetten we weer koers naar Georgetown in Brits Guyana. Al onze lege Heinekenflesjes werden niet overboord gegooid maar werden bewaard en gingen hier de wal op en werden ingeruild voor garnalen. In dit land heerste enorme armoede. Voor een zakje meel of een paar uien kon je een lieftallige dame scoren. Het was ook niet voor niets dat onze Indonesische bemanning hier allemaal een tweede familie hadden. Onze lege bierflesjes kwamen hier ook wel van pas. Vloeibare geneesmiddelen, en vele andere vloeibare zaken werden hier in lege Heineken flesje geleverd. En hier werd ook iedere reis de barbecue gehouden en dan waren ook alle dames van lichte doch aangename zeden aan boord om mee te eten. Een gezellige boel. Je kan niet ontkennen dat zeelui best sociaal zijn! En daarna gingen we naar Paramaribo in Suriname. Daar kon je wel lachen. Daar kreeg je bijvoorbeeld bericht dat je in de koelkamers een lading sinaasappelen zou krijgen, dus lekker de kamers inkoelen en alles gereed maken voor koellading. De volgende dag krijg je dan het volgende bericht van de agent: Meneer, de lichter met sinaasappelen is omgevallen en nu drijven alle sinaasappelen in het water. Nou, dan zet je de boel maar weer af. De stuurman had er ook wel een beetje moeite mee. We laadden daar veel hardhouten palen voor dukdalven en dergelijke. Die zijn lang en zwaar, dus die leg je dan onderop en aangezien ze wel een stootje kunnen hebben kan je daar je andere lading wel weer opzetten. Maar dan kreeg de stuurman het bericht dat we geen palen meer zouden laden, dus dan begonnen ze met de andere lading. Maar de volgende dag lag er dan toch weer een lichter met palen langszij. Never a dull moment. Op de kade was ook iemand die in een 6-tons vorklift rondreed. Hij was een beetje aan de forse kant en stak er dan ook aan alle kanten uit. Je kreeg gewoon het idee dat als zijn shift erop zat, hij uitstapte en de vorklift truck onder zijn arm mee maar huis nam. Er viel op de kade genoeg te zien en je moest je ook nergens druk om maken want alles veranderde toch weer van dag op dag. Ik genoot ook van Radio Paramaribo, vooral van de overlijdensberichten. Dan werd er met omfloerste stem verteld wie er waren overleden. Heel akelig, natuurlijk, maar het is warm in Suriname, dus de omroeper had waarschijnlijk zijn raam open gezet, dus terwijl hij die berichten voorlas hoorde je vrolijk fluitende vogels, blaffende honden en krijsende katten op de achtergrond en duidelijk hoorbaar op de radio. Het contrast vond ik altijd grappig. Maar misschien heb ik een bizar gevoel voor humor.
Dit schip had, net zoals de Nedlloyd Korea, een recirculatie systeem van het hoofd zeewater gedeelte van de hoofdmotor. Je kon de temperatuur van het circulatiewater instellen en dan werd een gedeelte terug geleid naar de zuigkant van de pompen en een ander gedeelte naar overboord, al naar gelang de temperatuur. Zo had je een constante temperatuur van het circulatiewater en dus ook een stabiel bedrijf. Ik had dit nooit op RIL schepen meegemaakt en later ook niet op andere schepen. Ik vond het een bijzonder prettig systeem. Als je van Paramaribo de rivier verder op voer naar Paranam, dan moest je, vanwege de stroming, flink wat vermogen met de motor draaien en er zaten ook een paar rot bochten in die rivier waardoor het schip behoorlijk op één oor ging liggen en dan kwam de zuig zee ook wel eens boven water. De hoofd circulatiepompen hapten dan lucht en deden niets meer en dat is vervelend als de hoofdmotor met een flink vermogen draait. Dat was vlot op te vangen door de temperatuur regelaar van het circulatiewater naar 0 graden te draaien. Dan ging de overboord klep vol open staan en de recirculatie klep dicht en dan was de zaak zo ontlucht en kon je de regelaar weer in zijn normale stand zetten. Maar aan de andere kant van de machinekamer had je ook een stel pompen staan. Dat waren de koelwater pompen van de hulpmotoren en de circulatiepompen hiervan. Er zat een circulatiepomp en een koelwaterpomp op één as met een elektromotor erboven. We hadden twee van zulke pompen. Maar als deze circulatie pompen lucht hapten werd de toestand een beetje precair want die pompen hadden een lange zuigleiding en waren erg moeilijk te ontluchten en met oververhitte hulpmotoren kom je ook niet ver. Lucht happen van deze pompen veroorzaakte nogal wat zweet druppeltjes en lelijke woorden en soms moesten we ook als de donder een andere hulpmotor bijzetten en op het net gooien. Die kreeg dan ook nog geen zeewater door de koelers, maar die hadden afgestaan en waren dus wat lager in temperatuur. Maar we hebben het steeds net kunnen redden. In Paranam werd het schip verder afgeladen met aluminium broodjes voor zover de diepgang van de rivier dat toe liet en dan was het weer tijd om de overtocht naar Rotterdam te beginnen.
Na een rustige oversteek kwamen we in het niet zo rustige Rotterdam. Eerst naar een bedrijf op Katendrecht (geloof ik) om de aluminium broodjes te lossen en daarna naar Quick Dispatch, als ik het goed heb. Mijn vrouw en dochter waren ook aan boord gekomen gedurende de tijd in Rotterdam. Daar zag ik plotseling dat ons dochtertje overeind kwam en, ietwat wankel, rondliep. Dat had ik nog niet eerder gezien. Ze was zeer tevreden met zichzelf want ze had een heel grote grijns op haar gezicht. Onze Indonesische medewerkers hadden ook in de gaten dat er een klein blond meisje rondliep en dat vonden ze prachtig, dus die tilden onze dochter ook op en knuffelden haar. Dat was even wennen want ze had nog nooit een wat donkerder medemens gezien en in het begin trilde haar lip ook een beetje, maar ze gaf geen krimp en ze was gauw gewend en begroette onze Indonesiërs dan ook met een grote grijns. Ik denk dat toen de basis al is gelegd dat onze dochter ieder mens accepteert zoals ze zijn, zonder dat hun kleur daartoe doet. De kapitein was even naar huis gegaan in Apeldoorn, maar was later die dag al weer terug om een overdracht te regelen aan een nieuwe kapitein, dus al het papierwerk moest in orde gemaakt worden. Er was namelijk een kapitein die naar een schip moest, maar dat kon nog niet en het verlof van deze kapitein was om. Dus werd onze kapitein van boord geplukt en moest deze nieuwe kapitein de kustreis mee en dan zouden ze weer wisselen en zou onze kapitein weer terug komen. Dus voor die ene week moest er aan boord veel papierwerk verricht worden en beide kapiteins waren er niet blij mee. Maar uiteindelijk zouden we met de nieuwe kapitein vertrekken naar Hamburg, Amsterdam en weer naar Rotterdam. Er werd voor en achter gemaakt, het schip werd van de kant getrokken en toen gebeurde er niets. Ik stond op de brugwing toe te kijken. De leerling stuurman was in Rotterdam met verlof gegaan en wie had nu de brug klaargemaakt? Niemand, dus. In de machinekamer stonden ze stand-by maar de boel was nog niet over gezet, de stuurmachines draaiden nog niet, dus er was wat paniek op de brug. De nieuwe kapitein stond het allemaal aan te kijken en vroeg toen vrij luid: Gaat dat hier altijd zo? Maar uiteindelijk hadden ze de boel voor elkaar, de hoofdmotor werd gestart en ze konden verder manoeuvreren met de verstelbare schroef. De reis van Rotterdam naar Rotterdam via Hamburg en Amsterdam liep verder rustig en zonder problemen.
In Rotterdam kwamen er een paar veranderingen. Onze oude kapitein kwam weer terug en nam zijn vrouw en drie kinderen mee, we kregen een nieuwe hofmeester/kok en dat was iemand met een heel goede reputatie. We kregen een nieuwe hwtk, een klein manneke en die had zijn vrouw en twee kinderen bij zich. Ook kregen we een ex-directeur van de maatschappij, met vrouw en twee kinderen en ook de zoon van de havenmeester van Paramaribo ging met ons mee. Waar al die mensen onder gebracht moesten worden, was nogal een probleem, maar het is uiteindelijk gelukt. En met heel veel mensen aan boord vertrokken we. De drie kinderen van de kapitein waren twee jongens en een meisje variërend in leeftijd van 15 tot 19 (geschat), de kinderen van de hwtk, een jongen en een meisje van 17 en 14 (geschat) de zoon van de havenmeester van Paramaribo, begin twintig en de kinderen van de ex directeur, een jaar of 12. Later bleken dat geen kinderen van de ex directeur te zijn, maar een zoon van zijn veel jongere vrouw en een vriendje van die zoon. Op de oversteek werd al gauw duidelijk dat de ex-directeur, een jonkheer, een AK was (afkorting voor arrogante klootzak). Ik heb wel vaker ex-directeuren meegemaakt die meevoeren, bijna altijd bescheiden mensen die heel gezellig waren. Maar dit figuur dacht kennelijk dat dit schip van hem was en dat iedereen maar naar zijn pijpen moest dansen. Als hij wat zou weten over de geschiedenis van Nederland zou hij kunnen weten dat het "plebs" op den duur in opstand komt tegen de "adel". Je kon er dus op wachten dat dat aan boord ook zou gebeuren. Het begon al op de oversteek. Op ons tampatje op het wtk dek, stond een houten bank met een houten tafel en een stel rieten stoelen. Daar deden we na vijven altijd een vuil biertje samen. Maar de jonkheer en zijn vrouw zaten op dat dek in de zon en hadden vier rieten stoelen in gebruik genomen. Onze 4e wtk, die wat later boven kwam, vroeg of hij één van die stoelen mocht gebruiken. Ze waren tenslotte bij onze tafel weggehaald. Maar dat mocht niet. Onze hwtk zag het en dat was toch al zo'n lekkere gifkikker, dus die stoof een dek hoger waar ook nog een stel rieten stoelen stonden. Hij zei: Mijn mensen moeten de hele dag werken en hij smeet een rieten stoel naar beneden vlak achter het zittend echtpaar. En dan kunnen ze na hun werk niet eens zitten? En daar kwam de tweede stoel. Het moet niet gekker worden en daar kwam de derde stoel. De hwtk hoopte dat die mensen door kregen dat ze zich als gast aan boord moesten gedragen. Tijdens een drankje aan de bar vertelde de vrouw dat ze ieder jaar een vat wijn uit Frankrijk lieten komen en dan gingen ze bottelen en dat was wel zo gezellig en leuk. In mijn onschuld vroeg ik ze of het eigenlijk niet veel leuker was om die flessen weer leeg te maken. Ze keken me aan alsof ik een oneerbaar voorstel had gedaan. Ja, wat doe je anders met een volle fles wijn? Alleen maar in je wijnkelder zetten en er nooit meer naar om kijken? Op deze aardkloot lopen rare mensen rond.
Ik weet niet hoe het jullie is vergaan, maar aan boord is een hut privé terrein. Als de deur dicht is dan ligt de bewoner te pitten of is zich aan het soppen of verkleden en als de deur open is kan je kloppen en binnen komen. Het lijkt me dat dat op alle schepen zo is. Even een situatieschets. Op dit schip zat de hut van de 2e wtk een beetje rechts naast het midden aan de voorkant. Naast die hut zat een deur en die ging naar de SB gang op dit dek. Helemaal vooraan was de eigenaars hut en verder naar achteren waren ook nog een paar hutten. De ex directeur en zijn vrouw zaten in de eigenaars hut. Die gang had een deur en de hut had ook een deur, dus ze zaten aardig geïsoleerd. Ik zat 's avonds rustig in mijn hut te lezen en had er een muziekje bij, lekker rustig. Opeens hoorde ik een stem: “Ik hoop dat u het niet kwalijk neemt" en de deur werd met een smak dichtgedaan. Dan begint mijn bloeddruk al een beetje op te lopen. Ze kunnen me vragen of de deur dicht kan, maar niemand slaat de deur van mijn hut dicht behalve ik. En als een stelletje walslurpers, die geen enkele moeite doen om de zaken aan boord te leren kennen, zonder te vragen mijn deur dichtdoen, dan staan hij heel gauw weer open en wordt het geluidsniveau een beetje opgevoerd. Dat moest ook wel, want op het dek onder ons hadden de jongens en meisjes een feestje in de bar en in de messroom. en ze maakten een beetje lawaai. De ex directeur was al een paar maal naar beneden gegaan en had gezegd dat ze stiller moesten zijn. Niet vragen maar vertellen. Tja, dat werkt niet! Dan worden ze boos en enige tijd later hielde ze beneden een polonaise en ze namen de barkrukken mee en daar ramden ze mee tegen het plafond. Tja, heel toevallig was dat net onder de eigenaars hut. Ook wel een beetje onder mijn hut, maar ik was wakker en kon er wel om lachen. Uiteindelijk heeft het echtpaar hun kinderen (nou ja) uit het hospitaal gehaald en in het bed in de eigenaars hut gelegd en zij zijn maar in het hospitaal gaan slapen. Ze zullen misschien ook wel geklaagd hebben bij de kapitein, maar hem kennende zal hij wel gezegd hebben: "Ja, ja, ja, wel, wel, wel "Hij had zijn buik ook allang vol van die lui.
DE ex directeur was dus een echte jonkheer. Ik heb me wel eens afgevraagd hoe ze aan zulke adellijke titels kwamen. Heel lang geleden waren het waarschijnlijk rovers en als ze genoeg mensen overvallen hadden en een beetje bij kas waren gekomen konden ze een klein legertje op de been brengen en de plaatselijke bevolking onderdrukken en een kasteeltje bouwen. En naarmate ze rijker werden werd hun legertje groter en dan konden ze het plaatselijke koninkje helpen zijn gebied verder uit te breiden en dan werden ze bedankt met een titel. Hoe meer ze gejat hadden, hoe groter hun leger en hoe hoger de adellijke stand. Maar dit er even tussendoor en het is maar mijn idee. Een jonkheer is eigenlijk de laagste adel, dus de voorouders van deze meneer moeten wel kruimeldiefjes zijn geweest en dat zat er nog wel een beetje in. Bij een rondje machinekamer kregen ze gehoorbeschermers, maar die hebben we dus nooit terug gezien. Ze konden alles wel gebruiken. Als ze een zaklantaarn nodig hadden voor iets, zag je het ding ook nooit meer terug. We hebben de man wel eens gevraagd of, als we in Lochem de namen van de maatschappijen zouden roepen er een huis in zou storten (het zijne dus vanwege alle spullen die hij wel kon gebruiken, maar daar gaf hij wijselijk geen antwoord op. In Philipsburg op Sint Maarten werd hij door iemand opgehaald. Twee auto's, één voor hem en één voor vrouw en kinderen. Een stel van de kinderen wandelden net van het schip naar het stadje en dat was nog een flinke tippel. Ik weet natuurlijk niet waarom hij met twee auto's werd opgehaald, maar het zou toch een kleine moeite geweest zijn om een paar van die kinderen een eindje mee te nemen, maar ik denk niet dat zoiets in zijn hoofd op kwam. Maar we zagen het allemaal wel. En het verhoogde onze liefde en respect voor deze mensen niet, om het zo maar eens uit te drukken. Ze zijn verder ook niet de moeite waard om nog te vermelden. Onze hwtk had ook pech. Die brak een tand. Ik weet niet of de naam Alfred E. Neuman jullie iets zegt, maar dat is het boegbeeld van Mad Magazine en daar leek onze hwtk nu precies op als hij lachte, dus probeerden we hem steeds aan het lachen te krijgen.

Dat was niet zo moeilijk. Op Grenada ging hij ook de wal op en hij had een winkel gevonden waar ze safari pakken verkochten. Die pakken waren gemaakt van meelzakken en de originele opdruk stond er ook nog op. Daar vertelde hij over en toen moest hij het toch wel even showen. Dus hij trok het pak aan. Inderdaad, de originele opdruk stond er nog op, want hij had het opschrift 110 LBS precies in zijn kruis staan. We lagen in een deuk en maakten opmerkingen als: Flink geschapen voor zo'n klein mannetje en iets in die trant en hadden de grootste lol, temeer daar hij het zelf nog niet in de gaten had. Ik denk dat hij het niet meer gedragen heeft nadat hij in de gaten kreeg waarom wij zo'n plezier hadden.
Second, er is een boutje afgebroken in het ruim. Kan je daar even naar kijken? Met deze mededeling kwam de eerste stuurman bij me. Ja, hoor, ik ga wel even kijken. Hij had het over een boutje. Als ik me goed herinner was het een M-60 en het was een bout van het scharnier tussen de eerste en tweede ponton van het tussendek luik. Degene die het luik dicht moest doen had het kennelijk niet gezien of niet opgelet. De eerste ponton lag netjes en het tweede gedeelte lag verdeeld over het eerste ponton, het tussendek, maar het meeste gedeelte boven het gapende gat naar het onder ruim en helde daarin al wat over. Een puinhoop, dus! Ik heb de kapitein en de hwtk ook maar even gevraagd een kijkje te nemen en die trokken ook wat bleek weg. Ik had intussen al een idee hoe ik het moest oplossen, maar dat ik risico's zou gaan nemen en dat heb ik ook gezegd. Ze gingen akkoord, maar ik zei er wel bij dat ik dan de enige zou zijn die zei wat er ging gebeuren, zodat we niet allemaal begonnen te roepen en er verschillende tegenstrijdige orders werden geroepen. En ook slechts één persoon bij de bediening. Volgens mij zou de zaak min of meer rechtgetrokken worden als het luik heel rustig weer opengedaan zou worden. Dan moest het eerste ponton het tweede weer recht trekken. En dat gebeurde ook min of meer, maar niet helemaal. Het laatste stukje werd wat link. Eerst durfde degene die het luik bediende niet verder te gaan, dus daar moest ik ook nog even mee praten. Ik lag er wel op mijn buik bij om te kijken of het tweede ponton op de rails zou vallen of in het ruim. Dus, tien keer kijken, maar volgens mij moest het ponton op de rails vallen en dat gebeurde uiteindelijk ook en toen was het een kwestie van het luik weer heel voorzichtig dicht doen, zodat het eerste ponton het tweede vooruit kon duwen. Zo kregen we het luik netjes dicht. Maar nu moesten we het scharnier nog repareren. Omdat de bout was afgebroken stond er op het brokstuk geen kracht en dat stuk was er zo uit te draaien, maar hoe kom ik nu aan een M-60 bout? Niet een erg gangbare maat. Maar in de store van de hoofdmotor lagen een paar reserve bouten voor de hoofdmotor waaronder ook een M-60 bout en die paste precies. Er van uitgaande dat ze in de hoofdmotor geen bouten van pisbakkenstaal gebruiken leek deze ook wel geschikt om de krachten op het scharnier op te vangen, dus die hebben we er maar ingedraaid en het spul werkte weer. Hoewel ik eigenlijk helemaal niets anders gedaan had dan kijken, was mijn ketelpak wel doorweekt van het zweet en ik was blij dat deze klus tot een goed einde was gebracht.
En zo voeren we de Caribische eilanden af tot we op zondag op St. Vincent lagen. De mensen aan boord besloten toen met een sloep te gaan varen en een stuk of tien stapten in en vertrokken. Ik had de wacht, dus het was lekker rustig. Ik zat lekker buiten op het tampatje en had een goed overzicht over de haven en de weg langs de haven. Over de weg naderde een begrafenis, een lijkauto en een hele sliert mensen die er achteraan liepen. Maar opeens stopte de lijkauto. De chauffeur stapte uit, opende de motorkap en begon daar wat in te morrelen. De mensen achter die auto stonden geduldig te wachten. Maar het gerommel onder de motorkap hielp niet en de motor wilde niet meer starten. Geen probleem. De chauffeur stapte weer in en de begrafenisgangers begonnen te duwen en zo ging de processie rustig verder. Ik had een rustige dag met een boek. 's Avonds kwam de sloep weer terug bij het schip en ze kwamen met meer mensen terug dan ze vertrokken waren. Ze waren bij een hotel geweest dat een soort pier in zee had gebouwd met een bar aan het eind. Dat vonden ze er wel aardig uitzien, dus ze hadden de sloep vastgebonden aan een barkruk. Daar had men wat bezwaar tegen gemaakt en ze hadden de sloep toen maar een paar meter verder vastgemaakt en waren daar gebleven. Ze hadden daar kennis gemaakt met een man en een vrouw van het Nederlands Danstheater die daar op vakantie waren. Ze hadden die mensen gelijk maar uitgenodigd om mee te gaan naar het schip. Op zondagavond hadden we toch hap aan de tap en bij Fred Wiermans was dat altijd zo overvloedig dat er nog best een paar mee-eters bij konden en het was heel gezellig. Maar daarna voeren we weer naar Brits Guyana, waar we onze barbecue weer zouden hebben en waar we en passant ook het 25 jarig huwelijksfeest zouden hebben, weer met de dames van de wal er ook weer bij. Onze derde wtk, sergeant Cees, had van messing een keurig roeibootje gemaakt met op de achterkant het opschrift: 25 jaar rederij van Meurs. De poppetjes in het sloepje had hij gemaakt van splitpennen, boutjes en moertjes, een boutje voor de kapitein en een moertje voor zijn vrouw. De onderlijfjes waren wel een beetje over geproportioneerd, maar dat mocht de pret niet drukken en het was best een geinig geheel. De kapitein en zijn vrouw waren er ook heel blij mee. Het was een leuk feest en niet geheel vrij van alcohol. Onze sparks had al de nodige drankjes op en keek wat wazig naar een meisje van de wal. Dat meisje had van die rasta staartjes en daar had onze sparks kennelijk wat moeite mee. Second, zei hij serieus tegen me, dat meisje daar heeft misschien niet veel haar, maar het is wel heel dik. Tja, dat zijn opmerkingen die me wel bij blijven.
Na het feestje ging de reis verder naar Paramaribo en Paranam en nadat we daar geweest waren ging de reis terug naar Rotterdam weer beginnen. In Paramaribo ging alles weer een beetje chaotisch en op weg naar Paranam hadden we weer lucht in het zeewater systeem, maar daar kregen we ook al een beetje handigheid in. Op weg naar Rotterdam ging onze voorman in de machinekamer een beetje vreemd doen. Hij begon fouten te maken en dat was ik niet van hem gewend, dus ben ik maar even met hem gaan praten. Het hoge woord kwam er uit. Hij zou vanuit Rotterdam met verlof, maar hij had een tweede familie in Brits Guyana gehad en hij had zich in Paramaribo helemaal op laten checken door een dokter en toen had hij allerlei geneesmiddelen gekregen en die waren nu op. Hij dacht zelf dat hij zo zuur was als de pest en zo kon hij toch niet thuiskomen. Ik vroeg hem wat voor medicijnen het waren, maar dat wist hij niet en de uitslag van de test wist hij ook niet. Maar die medicijnen had hij van de stuurman gekregen, Ik zei hem dat ik wel even met de stuurman ging praten en dat heb ik gedaan. De stuurman vertelde me dat bij de bloedproef naar voren was gekomen dat onze voorman een vitamine gebrek had en dat hij daardoor allerlei vitaminepillen moest slikken. Ik vroeg hem waarom hij dit alles niet aan onze voorman had verteld, maar dat was kennelijk niet bij hem opgekomen. Dus ik kon onze voorman blij maken, dat het alleen vitaminepillen waren en dat hij zich verder nergens druk over hoefde te maken en dat luchtte hem kennelijk wel op. De oversteek verliep verder probleemloos en we kwamen weer in Rotterdam aan. Daar waren de nodige mutaties. Alle extra mensen gingen naar huis, we kregen een nieuwe kapitein, een nieuwe hwtk, een nieuwe eerste stuurman en een nieuwe derde wtk, dus een hoop nieuwe mensen die ook weer ingewerkt moesten worden. Maar wat eigenlijk veel erger was, onze Chef kok/hofmeester ging er ook af en daar kregen we iemand anders voor terug en het contrast kon absoluut niet groter zijn. Deze man zag kans om water te laten aanbranden, maar daarover later meer. Ook kregen we nog twee studenten scheepsbouw mee, een beginnende en een ouderejaars student. De nieuwe hwtk was een geschikte vent, eentje van de RIL, woonachtig in Napier, Nieuw Zeeland, maar ze hadden hem op het Nedlloyd kantoor nog nooit gezien, dus lieten ze hem overkomen om kennis te maken en zodat hij dan gelijk ook een management cursus kon doen. Over die cursus kon hij smakelijk vertellen. Bij die cursus hoorde ook een rollenspel. Zijn woorden: Ben je hwtk bij deze maatschappij en een paar jaar van je pensioen en dan moet je meedoen aan een rollenspel en daar moest ik opeens vrachtauto's gaan verkopen. Wat dat nu met scheepvaart te maken heeft ontging me een beetje. En nu krijg ik ook nog een thuisboot, terwijl ik in Nieuw Zeeland woon. Maar misschien kan ik in mijn verlof nog net carnaval meemaken.
Ik moet eerst even een correctie uitvoeren, de nieuwe eerste stuurman en de studenten kwamen pas de tweede keer Rotterdam aan boord.
De reis ging weer verder naar Hamburg en daarna naar Amsterdam. De nieuwe kok/hofmeester zagen we niet veel en ons eten werd voornamelijk verzorgd door de kok van de bemanning en dat was ook best goed. Verder liep alles wel behoorlijk. In Amsterdam aangekomen kreeg ik van een mij onbekend iemand te horen: Oh, jullie hebben Chris Tegenwind als kapitein. Zo was kennelijk 's mans bijnaam. Hij woonde in Amsterdam of daar in de buurt en ging in de ligtijd even naar huis. Op de dag van vertrek, we zouden 's middags om 13.00 vertrekken, dus het bedrijf werd voor vertrek gereed gemaakt en we stonden stand-by. Het vertrek werd steeds een uur uitgesteld. Om 17.00 ging ik even aan dek kijken. Daar kwam ik de kapitein tegen, in stap pak en hij liep naar de gangway. Ik vroeg hem: Kan ik hierbij aannemen dat we vandaag niet meer vertrekken? Hij zei: Ha, ha, hebben ze jullie niets verteld? Nou, ik ben weg hoor! Dus heb ik de eerste stuurman maar eens opgezocht om te vragen wat nu eigenlijk de bedoeling was omdat de machinekamer al vier uur stand-by voor vertrek stond. Oh, hebben ze jullie dan niets verteld? We vertrekken morgen tegen de middag. Ik heb me ingehouden maar er zullen wel rookwolkjes uit mijn oren gekomen zijn. Maar we zijn weer vertrokken naar Rotterdam waar we de twee studenten aan boord kregen en een nieuwe eerste stuurman. Die studenten scheepsbouw hadden 's morgens wat eigen werk te doen, maar konden 's middags wel meehelpen in de machinekamer. Ik had al gauw in de gaten dat de eerste stuurman dacht dat hij de baas van het schip was en zich superieur voelde aan wtk's. Daar maak ik me nooit zo druk over. Ze komen vanzelf bij me, want iedereen heeft de tweede wtk nodig. Hij probeerde dat te omzeilen door de hwtk opdrachten te geven. Die moest er een beetje om lachen en vertelde hem dat hij niet bij hem moest zijn, maar bij de tweede wtk. En bij mij kan hij een verzoek indienen, maar ik pik geen orders van hem. We hadden een stel leerlingen aan boord die hun takenboek moesten bijhouden en dan moest er wel eens ergens een kopie van gemaakt worden. Het kopieer apparaat stond in een lege hut. De leerlingen hadden zelf hun kopieerpapier aangeschaft. Een van heb was aan het kopiëren geweest en had niet in de gaten gehad dat de laatste kopie verfrommeld in het apparaat was blijven steken. De volgende die een kopie ergens van moest maken was de eerste stuurman. Dat lukte dus niet zo best omdat er een afdruk in het apparaat was verfrommeld en die moest hij er eerst uithalen en hij zag dat het iets technisch was. Daar werd hij zo kwaad om dat hij de bar binnen stormde, waar wij net een biertje zaten te drinken. Hij zei: Ik heb hierbij besloten dat de leerling wtk's geen gebruik meer mogen maken van het foto kopieer apparaat en ik heb de kopieer hut op slot gedaan. Ik heb toen gezegd: Ik heb hierbij besloten dat ze dat wel mogen en ik heb ook een sleutel van die hut. Of is dat kopieer apparaat jouw persoonlijke eigendom? Nee, dat was het niet. Daarna heb ik hem uitgelegd dat de hwtk en ik de enigen waren die mijn wtk's konden vertellen wat ze wel of niet mochten en dat de eerste stuurman daar geen enkele zeggenschap in had. Ik dacht dat ik maar beter even duidelijk kon maken hoe de zaken ervoor stonden. We zijn die reis geen vrienden geworden.
Ik kreeg zo het idee dat mijn wtk's die ouderejaars student ook maar een arrogant mannetje vonden. Een tijd later zat dat figuur 's avonds aan de bar met een paar wtk's. Ik was er zelf niet bij, maar ik heb het verhaal van verschillende kanten gehoord. Die ouderejaars was kennelijk nogal op geld belust, want toen de derde wtk hem vertelde dat hij honderd gulden zou betalen als hij twee eieren op de man zijn hoofd stuk mocht slaan ging de sukkel gelijk akkoord. Dus de derde wtk haalde twee eieren uit de kombuis, sloeg er één op de man zijn hoofd kapot en bracht het tweede ei weer terug. Wat was die student kwaad toen hij in de gaten kreeg dat hij er goed tussen was genomen. Met zijn kop vol eierstruif rende hij weg. Een week later was de man arig en we hebben hem een mooi cadeau gegeven. Onze fitter had uit een koper staaf een ei gedraaid ter grote van een kippenei. Een heel mooi stukje werk. Dat ei werd op een ronde messing voet geplaatst en op de rand van de voet stond gegraveerd: IN EGGS WE TRUST. Nou, ja, gegraveerd? Slagletters! Maar het was een fraai stukje werk. De man was er niet blij mee.
Onze hofmeester had het weer eens op zijn heupen en ging zelf weer eens wat doen. Ik twijfel er aan of hij op dat moment nuchter was, maar hij ging aan de slag en begon sla te snijden. Dat ging niet helemaal goed. Het mes was scherp en er zat één van zijn vingers in de weg. Hij sneed een stuk van zijn vingertop af, achter zijn nagel langs. Bloeden als een rund natuurlijk dus daar moest eerst wat aan gedaan worden. Ik denk dat de stuurman daar een tijdje mee bezig geweest is, maar daarna ging hij, waarschijnlijk nog verder verdoofd, weer aan het werk. We zaten aan tafel toen de 2e stuurman een kreet slaakte: Er zit @#$%& een stuk plastic in mijn sla. Hij haalde het stuk "plastic" uit zijn mond, maar dat was geen plastic, het was de nagel van de hofmeester met nog wat vlees er aan. De pleuris brak uit. Onze 2e stuurman had niet zolang daarvoor hepatitis gehad, dus die was furieus. Hij is verhaal gaan halen bij de kapitein en dat kon ik me eigenlijk wel voorstellen. De kapitein wikkelde het stukje in een servetje en gaf het aan de hofmeester met de woorden: Hier heb je je missende stukje terug. En dat was het dan wat hem betreft. Tja, onze kapitein was iemand waarvan je geen optreden kon verwachten. Toen hij aan boord kwam zei iemand: Dat is geen kapitein, dat is een ambtenaar! En die persoon had gelijk. Maar de officieren pikten het eten van de hofmeester niet meer. Kokkie verzorgde daarna onze maaltijden en de hofmeester mocht een beetje administratie doen, als hij daar tenminste toe in staat was, maar dat was zijn probleem.
In St. George, Grenada, was een kroeg, Hugo, precies tegenover het schip, maar om er te komen moest je een heel eind om de baai heenlopen. Een heel stel, waaronder de hwtk, besloten daar nog even naar toe te gaan, hoewel we die middag zouden vertrekken. Kobeetje werd snel te water gelaten en daarmee was het maar heel even varen naar Hugo. Ik had de wacht. Bij een uur voor vertrek werd de scheepshoorn gebruikt. Maar aan de overkant gebeurde er niets. Bij een half uur werd er weer geblazen. Het hele stel kwam joelend de kroeg uit, sprongen in Kobeetje, voeren terug, hesen Kobeetje aan boord. Het was een goed geoliede operatie en we vertrokken keurig op tijd en iedereen was bij de tijd. Volgens mij was het zo afgesproken. De eerste stuurman was furieus en na vertrek zei hij dat Kobeetje niet meer gebruikt mocht worden. Daar moesten wij eigenlijk een beetje om lachen, alsof hij dat uitmaakte! Hij ging ook tekeer tegen de hwtk, maar die was niet onder de indruk, haalde zijn schouders op en zei zijn gebruikelijke uitspraak tegen me: Maak je niet druk, God straft gelijk. En hij had gelijk.
In Paramaribo vond de eerste stuurman het nodig om een reddingsloep te testen, dus er werd een sloep te water gelaten, de motor werd gestart. De painter werd losgegooid en daar gingen ze. Dat was natuurlijk niet zo'n slim idee. Wat loopt zo'n sloep? 4 mijl per uur? De Suriname rivier stroomt daar met een mijl of zes, dus de sloep verdween langzaam richting zee, hoewel ze probeerden naar het schip toe te varen. De mensen aan boord van de sloep wisten wel de kant te bereiken waar ze konden blijven liggen. Toen we daar bericht van hadden gekregen hebben we, ondanks het feit dat het niet mocht van de eerste stuurman, het Kobeetje te water gelaten. Hoewel er een zelfde motor in stond als in de sloep was dat bootje een stuk lichter. We zijn naar de sloep gevaren, een touw overgegooid en met beide motoren op volle kracht zijn we langzaam weer naar het schip gevaren. Het ging niet snel, maar het ging. sloep en Kobeetje werden weer aan boord gehesen en dit avontuur was ook weer over. De hwtk had het al gezegd. God straft gelijk.
En we moesten ook weer naar Paranam, dus de rivier weer op. Ik had er geen rekening mee gehouden dat de hwtk en de derde wtk dit nog niet mee hadden gemaakt en ik lag lekker te slapen. De telefoon. Hwtk aan de lijn. Second, ben je wakker? Ja, nu wel. De hwtk, met een hoog stemmetje: Help! Als de donder ketelpak aan en ik stuif naar beneden. Gelijk de temperatuur regeling van het zeewater naar een lage temperatuur, dat redt zichzelf wel, maar daarna als de donder naar de hulpmotoren om daar de zeewaterpompen te ontluchten, maar ook dat is weer gelukt. De rest van de reis verliep verder voorspoedig en op 3 september 1982 monsterde ik af in Rotterdam.